Marcel van der Voort, Wageningen Plant Research
Aanleiding en achtergrond
In 2018 is het energieverbruik in de melkveehouderij en akkerbouw verkend. Daarnaast is tevens verkend welke mogelijkheden voor op- en afschakelbaar vermogen er zijn. De akkerbouw kent gedurende de zomermaanden een lage energievraag. Veel opties voor flexibel inzetbaar vermogen betreffen werkzaamheden en mechanisatie op en rond het erf. Eén van de benoemde opties voor flexibel vermogen in het veld is elektrisch beregenen. De beregening valt samen met droog en veelal zonnig weer; potentieel zou elektrisch beregenen een piek in zonne-energie kunnen opvangen.
In de jaren 2018 en 2019 is veel beregend in de akkerbouw. De verwachting is dat door klimaatverandering het vochttekort gaat toenemen (Massop et al., 2013). Dit betekent dat de frequentie waarmee wordt beregend gaat toenemen alsmede het volume water wat wordt toegediend.
Technische aspecten, het energieverbruik van beregening
Uit een studie voor Enpuls blijkt dat de beregeningshaspel het meest gebruik wordt voor beregening van gewassen. Expert inschattingen in de Enpuls-studie geven aan dat in Nederland zeker 95% tot 98% van de beregening in de akkerbouw door middel van een beregeningshaspel gaat (Van der Voort, 2019).
Van het totale energieverbruik voor een akkerbouw modelbedrijf in de Hoeksche Waard is ongeveer 75% van het (directe) energieverbruik diesel. Van dit dieselverbruik is, gemiddeld genomen, een klein deel beregening (ongeveer 1%) (Van der Voort et al., 2018). Dit is gebaseerd op een gemiddelde uit de KWIN-agv 2018. Op basis van een modelbedrijf voor de akkerbouw in de Hoeksche Waard is het energieverbruik voor beregening bepaald.
Op basis van de kengetallen van Spruijt et al. (2015) wordt 3 uur per hectare en 9,5 liter/uur of 30 kWh/uur voor elektriciteit gehanteerd voor elke beregeningsbeurt. De 3 uur is gebaseerd op een haspelinstallatie met een capaciteit van 80m3 per uur en een watergift van 25 mm per hectare. De elektriciteit is uitgesplitst naar grijze stroom van het elektriciteitsnet en eigen opgewekte zonne-energie. Voor de drie varianten, diesel, grijze stroom en zonne-energie is uitgewerkt wat het energieverbruik, de kosten voor energie, de CO2-uitstoot en de NOx-emissie zijn.
De CO2-uitstoot wordt meer dan gehalveerd door inzet van elektriciteit ten opzichte van diesel, ongeveer 60% reductie. Dit verschil wordt nog groter bij elektriciteit uit zonne-energie. In dat geval wordt de CO2-uitstoot met ruim 95% gereduceerd.
Het moment van de energievraag hangt sterk samen met het weer en de veldomstandigheden. De energievraag ligt derhalve niet van jaar tot jaar vast. Dit geldt tevens voor de omvang van de energievraag. Die samenhangt met droge dan wel natte jaren.
Economische aspecten
De kosten voor elektrisch beregenen liggen lager als voor beregenen met de inzet van diesel. Dit voordeel is nog groter bij inzet van eigen opgewekte zonne-energie. De onderstaande economische doorrekening neemt tevens de kosten van de installatie mee. De vergelijking is op basis van een haspelinstallatie met aftakaspomp en een turbinehaspel met elektrische pompset. Hieruit blijkt een voordeel van EUR 1.000,- tot EUR 1.200,- per jaar voor elektrisch dan wel eigen zonne-energie/elektriciteit. Bij toename van de beregening of een grotere bedrijfsopzet met meer draaiuren, valt de berekening steeds gunstiger uit voor elektriciteit.
Tabel 3. Vergelijking diesel versus elektrisch en eigen zon-pv (beregening met oppervlakte water, modelbedrijf Hoeksche Waard, o.b.v. bedrijfsgrootte 60 ha)
Note: Energiekosten op basis van 270 uur beregenen gemiddeld per jaar, 9,5 diesel/uur en 30 kWh/uur aan energie. De uren zijn ook gehanteerd voor de trekkerkosten. De energiekosten zijn EUR 1,10 liter diesel en EUR 0,14 kWh en EUR 0,06 kWh voor Zon-PV (KWIN 2018)
Praktische aspecten
Eén van de belemmeringen is de verkaveling. Op basis van de verkaveling in de Hoeksche Waard blijkt dat een klein aandeel van de kavels een huiskavel is. De beschikbaarheid van elektriciteit bij verder gelegen kavels en bij ruil en/of verhuur van percelen is beperkt. Het doen van een investering in elektrische infrastructuur vergt een investering op bijvoorbeeld de huiskavel, maar biedt niet direct een oplossing voor de andere kavels. Een tweede belemmering is de elektriciteitsaansluiting en dan specifiek de kosten hiervan. Dit punt wordt vooral benoemd in relatie tot de jaren waarin geen beregening plaatsvindt.
Conclusie
De elektrificatie van beregening is financieel en milieukundig interessant. Het oplossen van de belemmeringen draagt bij aan het behalen van deze voordelen.